Eind januari is er hard gewerkt in het vloedbosje. Eind januari is er hard gewerkt in het vloedbosje. We zaagden bomen en stammetjes, maaiden bramen, maakten een takkenril voor de egels en een pad van houtsnippers. Dankzij Icoonsubsidie van de provincie Zuid-Holland was het mogelijk om dit stukje terrein aan te pakken, met speciale aandacht voor de egel en ijsvogel. De gierzwaluwen kregen vorig jaar al een aantal kasten als nestgelegenheid, die je kunt vinden op de gebouwen achter de Brouwloods en het atelier van Jan Mosterd.
Met veel enthousiasme ontstond zo al snel iets moois op een plek waar voorheen de bramen weelderig groeiden. Door het weghalen van kleinere opgeschoten wilgen en esdoorns komt er meer licht en warmte in het bosje en in de poel, waardoor we hopen op een grotere variëteit aan planten en dieren. Door de vele hoogteverschillen is er voor veel soorten ruimte om zich hier te vestigen. Waar voorheen riet en bramen groeiden, hopen we nu op planten als dotters, groot hoefblad, tandzaad, valeriaan, ganzevoet en andere verrassingen.
Als we in de geschiedenis van de plek teruggaan zien we dat dit stuk terrein onderdeel was van een ‘balkengat’. Vroeger werden bomen uit hoger gelegen gebieden via de rivier naar de lagergelegen zagerijen gebracht. Omdat je stammen niet zomaar in de open lucht kunt drogen (dan scheuren ze), werden de stammen gewaterd, waardoor ze langzaam droogden. Later in de tijd is het balkengat gedempt met niet gebiedseigen materiaal. We vinden vooral veel puin en stenen.
Waarom er een dijkje om een lager gehouden stuk is aangelegd met daarin een duiker is nog een raadsel, maar hier is uiteindelijk ons vloedbosje ontstaan. De naam vloedbosje is inmiddels op het terrein gangbaar geworden, maar heeft natuurlijk niets te maken met vloedbosjes zoals we die bijvoorbeeld in de Biesbosch vinden en door de getijden overstromen. Door de aanwezige duiker zou het water van de poel hoger kunnen komen, maar in de praktijk gebeurt dit nauwelijks.
Doordat de plek jarenlang in de vergetelheid was geraakt, ontwikkelde zich een vegetatie van vooral riet, bramen, wilgen en esdoorns. Hieraan is het te danken dat de bodem verrijkt is met een dikke humeuze laag grond. Het bosje is nu een natuurlijke capsule in een industriële omgeving, het herbergt een belofte. Boeiend om te volgen welke planten en dieren zich de plek gaan toe-eigenen.
In de buurt van het bosje zijn al ijsvogels gezien, die willen we graag nestgelegenheid bieden. Er is een kapvergunning aangevraagd voor de halfdode bomen. Een ervan gaat omgetrokken worden, als gevolg hiervan komt de kluit dan omhoog te staan. Deze wortelkluit, met klei tussen de wortels, zou voor ijsvogels een mooie plek kunnen zijn om te nestelen. De andere halfdode bomen worden voor de veiligheid getopt, de veelal dode stammen worden ongeveer halverwege afgezaagd, waar de spechten blij van zullen worden.
Er ontstaat op het terrein een prachtige plek, een ‘Plek’ als was het een verhevigde vorm van natuur binnen een industriële context. Door het contrast met de industriële omgeving ga je de natuur meer zintuigelijk beleven. Groei en verval, grilligheid, ongepolijst materiaal en tactilieit, geven onze zintuigen ruimte voor mooie ervaringen, we kunnen er even ontsnappen, mijmeren en wegdromen.